Aan de straal zonlicht in zijn kamer, weet hij dat het ochtend is. Hij begint er steeds beter in te worden. Het schatten van de tijd is gemakkelijker wanneer je niet kunt zien hoe laat het is. Vroeger had hij hulp van de vogels. Wanneer zij begonnen met fluiten, was het einde van de nacht nabij. Nu fluiten er geen vogels meer. Die paar seconden hebben alles veranderd.
Het was een gewone werkdag op de fabriek. Iedereen was vrolijk, er werd volop gelachen en gepraat. En toen was er een enorme klap. Voor hem werd daarna alles zwart. Niets herinnert hij zich meer. Behalve de pijn.
Gek dat alle beelden vervagen, maar dat alleen het gevoel over blijft. Misschien maar goed ook. Het moet verschrikkelijk zijn geweest hoe zij dagenlang aan zijn bed had gestaan, tevergeefs wachtend op een teken van leven. Juist toen zij alle hoop had verloren, was hij er weer. Praten ging niet en zijn lijf was deels verbrand. Maar hij heeft het overleefd. Wat is hij een enorme bofkont. Kon hij dat haar maar vertellen. Zij probeert hem voortdurend op te peppen. Maar ze zou door moeten gaan met leven. Vluchten desnoods, naar een plek waar alles beter is.
Wanneer ze zegt dat ze samen weer gelukkig worden, kijkt ze weg. Ze slikt een keer en gaat door. Keek ze maar eens goed in zijn ogen. Dan zou ze zien dat alleen haar zonnestraal voor hem genoeg is.